PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie Het Design Museum Brussels ★★★★1/2

zondag 4 april 2021Design Museum Brussels

Het

Andy Warhol liet ooit optekenen: ‘Everything’s plastic, but I love plastic. I want to be plastic.’ ‘Life in plastic, it’s fantastic’ zingt Aqua in Barbie Girl dan weer. En of dat het geval is. In het Design Museum Brussels kan je je in de permanente expo vergapen aan een uitgebreide collectie voorwerpen in plastic die designers ontwierpen tussen de jaren ’50 en nu. Ontwerpen die zeer innovatief waren en hun tijdsgeest vatten van de gouden jaren ’60 waar vrijheid, inclusief seksuele vrijheid, centraal stond. Een nieuwe generatie liet het traditionele dus voor wat het was wilde hun vrijheid dan ook botvieren in het ontwerpen.

(lees steeds verder onder de foto's)
Design Museum Brussels

Het voelt dan ook 60 jaar later als een beetje terug in de tijd reizen aan als je het Design Museum Brussels bezoekt.  Sommige designers komen dan weer zeer futuristisch uit de hoek. Zij lieten zich dan ook inspireren door de race naar space die volop woedde in de sixties en nu een revival kent, met als hoogtepunt de landing op de maan in 1969. Het levert sci-fiachtig ontwerpen op zoals de capsules in Sphère d’isolement van Claude Vidill in 1970 of P.D.G, het futuristische ontwerp van een bureau en bureaustoel van Maurice Calka in 1969 die de dag van vandaag nog steeds doen dromen.

Plastic stond gelijk aan (utopische) vooruitgang met praktische ontwerpen ook. De stapelbare stoelen ‘Universale’ van Joe Colombo uit 1965 in ABS, de Chica van Giorgio Decorsu, Jonathan De Pas, Donato D’Urbino en Paolo Lomazzi uit 1973 waardoor kinderen de speelse en polyvalente kinderstoeltjes kunnen in elkaar zetten tot stoelen, tafels of andere constructies zodat de allerjongsten hun fantasie de vrije loop kunnen laten gaan hiermee, Tupperwaredozen die geïnspireerd zijn op verfdozen – de ‘wonder bowls’ uit polyethyleen die in 1947 op de markt komen die lang meegaan maar die geen instant succes betekenen, zijn hiervan enkele voorbeelden.

Marketing komt er vaak aan te pas bij nieuwigheden, ook zo bij de wonder bowls. Thuis bij de klant moet uitgelegd worden wat de toegevoegde waarde kan zijn van deze potten in een tijd dat iedereen nog voedingswaren vers houdt in keramiek, glas of metaal. Zo ontstaan de home parties. Brownie Wise wordt de eerste Tupperware demonstratrice. In 1960 komt Tupperware naar Europa overgewaaid. De eerste Europese fabriek ervan zal in ons land gevestigd zijn.

Het zijn maar enkele voorbeelden hoe de jaren ’60 en de degelijkheid van de ontwerpen uit die tijd tot op de dag van vandaag nog steeds in heel wat huishoudens terug te vinden zijn. In 1973 zal de oliecrisis (plastic is gemaakt uit olie) en de start van het ecologische bewustzijn invloed hebben op de postmodernisten en radicale kunstenaars en designers.  Stond plastic vroeger symbool voor de wegwerpmaatschappij, ook te zien in de opblaasbare zeteltjes (die nog vaak opduiken rond zwembaden), dan is het nu duurzaamheid binnen een lokaal en sociaal kader dat vooropgesteld wordt terwijl de digitale technologie ontwerp- en productieprocessen eenvoudiger en sneller maakt.

Goed design dat betekent goedkoop, functioneel en stapelbaar. Dat is ook het geval bij het koppel Lella en Massimo Vignelli dat in 1964 een servies in melanine ontwerpt dat verkrijgbaar zal zijn in 64 varianten en zowel binnen als buiten als extra servies gebruikt kan worden. Voor Dieter Rams dient goed design te voldoen aan 10 zaken: het moet innovatief, nuttig, esthetisch, makkelijk te begrijpen, onopvallend, eerlijk, duurzaam, grondig tot het laatste detail, milieuvriendelijk en zo eenvoudig mogelijk (zo weinig mogelijk ontworpen dus) zijn.

Duurzaam kan je Blow van Jonathan De Pas, Donato D’Urbino, Paolo Lomazzi en Carla Scolari zoals eerder gesteld bezwaarlijk noemen. Het is in 1967 de eerste opblaasbare fauteuil die in serie gemaakt wordt. Voor de fabricage wordt de inspiratie gevonden bij opblaasboten, voor het ontwerp het Michelinmannetje.

Design Museum Brussels

(c) Concertnews.be - Bert Hertogs

Eén vraag die een kind zich stelt aan zijn papa die het Design Museum Brussels bezoekt is zeer relevant. Waarom die voorwerpen destijds zo groot waren (een dictafoon, rekenmachines, draagbare platenspelers enz.). Het is inderdaad bijna niet te geloven hoe snel (op 60 jaar tijd) alles compacter is kunnen worden. Dat het museum zelfs een iMac en iBook met plastic omhulsel tentoonstelt die dateert uit onze studententijd, is veelzeggend. Het houdt ons ook een spiegel voor (net zoals bij andere expo’s waar gebruiksvoorwerpen uit onze kinder- en studententijd te zien zijn) dat de tijden razendsnel veranderen maar vooral ook dat we ondertussen al 40 zijn ...

Design Museum Brussels

(c) Concertnews.be - Bert Hertogs

Heel wat stoelen stelt het Design Museum Brussels sowieso tentoon in haar permanente expo. Daar komen ook nog eens 100 exemplaren bij (uit de collectie in Brussel en ook de Galila’s Collection maar die tevens ook uit The Design Museum in Londen zijn overgekomen) die te zien zijn in de tijdelijke tentoonstelling ‘Stoel’ die deze meubelstukken thematisch indeelt in 5 soorten:

  1. zij die focussen op ergonomie, veelzijdigheid en maatwerk. Hiertoe behoort onder andere de Synthesis 45 van Ettore Sottsass uit 1971. Het is een voorbeeld van een van meest succesvolle samenwerkingen tussen een designer en een industrieel bedrijf, in dit geval Olivetti, een Italiaanse fabrikant van kantoormachines. Sottsass zal met het bedrijf de Elea 9003 rekenmachine ontwerpen in 1959, en in 1970 de Valentine schrijfmachine. Maar het is de zwierige kleurrijke bureaustoel Synthesis 45 waarmee hij ook scoort. Heel wat jongeren zitten thuis aan een bureau met zo’n stoel en ook jonge werknemers hebben graag zo’n kleurrijk exemplaar op kantoor. Uit hetzelfde jaar dateert de Zocker van de Duitse designer Luigi Colani. De kinderstoel geeft het kind een hoge bewegingsvrijheid want het is een stoel en lessenaar in één. Door het grote succes van dit kinderzitje, maakt hij ook een versie voor volwassenen: de Zitmachine. 11 jaar eerder, in 1960 maken Marco Zanuso en Richard Sapper de stapelbare kinderstoel K4999. Kinderen kunnen de elementen van de kinderstoel uit polyethyleen in volle vrijheid monteren en zo de ruimte innemen zoals ze dat zelf willen. Ook Günther Beltzigs Floris dat de gebruiker een grote bewegingsvrijheid geeft omdat er nauwelijks contactpunten met de stoel zijn, is zeer ergonomisch en kan dus onder deze categorie geplaatst worden. De rugleuning is immers beperkt tot een steun voor de hals en het bekken. Het prototype bestaat uit polyester verstevigd door glasvezel. Maar het productieproces is te complex waardoor er tussen 1968 en 1978 maar 60 exemplaren gemaakt worden.  
  2. zij die innovatief zijn, ook op technisch vlak. De allereerste ‘zweefstoel’, de S33 uit 1926 van Mart Stam die geen achterste voeten heeft, behoort hier zeker toe. Dat is zo revolutionair, dat mensen er destijds niet op durfden te gaan zitten. Maar de kromming van de stalen buis zorgt er wel degelijk voor dat de gebruiker niet achterover valt. Het is Marcel Breuer die al in 1925 stelt in het tijdschrift van Bauhaus, ‘Die Form’, dat de toekomst van de stoel er als volgt uitziet: ‘Van jaar tot jaar zal het beter en beter worden, tot men uiteindelijk op een zuil van buigzame lucht gaat zitten.’ Ook La Marie van Philippe Starck uit 1999 behoort hiertoe. Het is de eerste transparante stoel die in een keer gemouleerd is. De stoel toont aan dat humor en fantasie te rijmen vallen met kwaliteitsvol design.  
  3. zij die unieke stukken zijn, beperkt in oplage of net massaal, snel en goedkoop geproduceerd kunnen worden. De Series 7 van de Deense architect Arne Jacobsen uit 1955 is goed voor meer dan 7 miljoen verkochte exemplaren. Het is vermoedelijk een van de meest gekopieerde stoelen en dankt wellicht ook zijn populariteit aan het feit dat model Christine Keeler in de sixties naakt poseerde op een kopie van deze stoel. Ook IKEA vindt hier een plek met zijn Mammut uit 1994 van de designers Morten Kjelstrup en Allan Ostgaard, een kinderstoel die betaalbaar is, die refereert naar tekenfilms en net als zowat alles dat de keten verkoopt kiest voor standaardisatie. Mammut koppelt veiligheid aan stevigheid terwijl hij licht is, makkelijk kan verplaatst worden en ook buiten gebruikt kan worden. Vandaar ook zijn succes in crèches en kleutertuinen. De meest geproduceerde stoel wereldwijd is zonder twijfel een plastic terrasstoel uit één stuk. Het is dankzij de Franse ingenieur Henry Massonnet dat de stoel in minder dan twee minuten vervaardigd kan worden. Vanaf de eighties brengen verschillende bedrijven vergelijkbare modellen op de markt. Dat komt omdat Massonnet geen patent neemt op de monoblokstoel uit polypropyleen. Nog zo’n populaire stoel is de Maui, van architect Vico Magistretti uit 1996 omdat die licht, betaalbaar en functioneel is. Omdat ze via een haak aan elkaar gekoppeld kunnen worden, zie je ze ook opduiken in conferentiezalen. Maar evengoed ook op ontspannings- en werkplekken. Het ontwerp heeft dus zowel iets formeels als iets informeels waardoor die zeer geliefd is zowel in privé- als in publieke ruimten.
  4. zij die de gebruiker een heuse/speciale (zit)ervaring bieden. Hieronder bevindt zich bijvoorbeeld de Thonet N°. 14 uit 1859. Het is de eerste stoel die een massaproduct vormt. De N°. 18, een houten exemplaar kan door ongeschoolde werkers in elkaar gestoken worden  omdat de onderdelen gestandaardiseerd en geminimaliseerd werden. Alle onderdelen voor 36 stoelen samen pasten ook precies in een doos van 1 kubieke meter wat de prijs zeer gunstig maakte.
  5. zij die de titel ‘iconisch’ verdienen omdat de gebruiker ervoor zorgt dat ze de tand des tijds en verschillende modeseizoenen overleven. Onder deze stoelen bevinden zich onder andere het prachtige minimalistische ontwerp .03 van Maarten Van Severen uit 1998. De stoel uit polyurethaan-integraalschuim combineert pure esthetiek terwijl die op functioneel vlak naar de kern gaat van het stoel zijn. Hij past zich aan het lichaam van de gebruiker aan in het bovenstuk.

Andere stoelen die de moeite waard om te vermelden zijn, zijn onder andere de Sacco, van Pierro Gatti, Cesare Paolini en Franco Teodoro uit 1968. Dit is een zitzak dat zich aanpast aan de gebruiker en dat in alle omstandigheden. De zak heeft geen leuning en ook geen poten. Het formele verdwijnt dus helemaal terwijl de vrijheid, hoe de gebruiker wil zitten en zich dus ook persoonlijk wil uitdrukken centraal komt te staan. De hoes bestaat uit PVC die gevuld is met polystyreenbolletjes die de vorm aannemen van wie er op gaat zitten of liggen.

Design Museum Brussels

(c) Concertnews.be - Bert Hertogs

Dat stoelen ook uiteenlopende gedaanten kunnen aannemen, is dan weer te zien in Eléphant van Rancillac uit 1967, een gele stoel waarin je de kop en slurf van een olifant in kan zien. En dan zijn er nog de kiezen Molar van Wendell Castle uit 1969 in polyester versterkt met glasvezel. Hij brengt zowel een melktand als een volwassen tand in de vorm van een stoel op de markt. Vier jaar later stopt Castle met het werken met plastic. De collectie verkoopt niet hoewel de kritieken lovend zijn. Dat zijn wij ook over het Design Museum Brussels en deze Stoel expo.

< Bert Hertogs >

De expo Chaise. Stoel. Chair. Defining Design loopt nog t.e.m. 29 augustus 2021 in het Design Museum Brussels en is zeker een aanrader om ook te bezoeken met kinderen.

Het museum is van vrijdag tot en met maandag: van 11 u. tot 19 u. open. Tijdens de Belgische schoolvakanties zijn is het elke dag open.

Tickets kosten 10 euro voor volwassenen, en 8 euro voor 65+, 6-17-jarigen, studenten en leerkrachten.


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter