PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie Guillaume Tell

zondag 2 maart 2014De Munt Brussel

Guillaume

De Amerikaanse tenor Michael Spyres (eerder te zien als hoofdrol in La Damnation de Faust en Candide in de Vlaamse Opera) kent zijn Muntdebuut tijdens de concertante uitvoering van Rossini’s laatste opera Guillaume Tell die 185 jaar geleden, in 1829, zijn première kende. De man maakt in de rol van Arnold meteen een sterke indruk. Zo’n indruk dat ie in het vierde bedrijf tot twee keer toe een stevig applaus in ontvangst mag nemen. Dat gebeurt na de eerste scène (“Ne m‘abandonne point, espoir de la vengeance”) wanneer hij de verscheurende zinnen “J‘appelle, il n‘entend plus ma voix! Murs chéris qu‘habitait mon père, je viens vous voir pour la dernière fois!” heeft gezongen. In de tweede scène draait het verdriet helemaal om in woede: ”Amis, amis, secondez ma vengeance” klinkt het daar dreigend. De stem van de gebroken man horen we die rouwt om het verlies van zijn vader in intimistische lamenti, maar toch ook kracht vindt voor de grote zaak, de vrijheidsstrijd. Het past Spyres als gegoten hoewel zijn “pour“ af en toe als een “por“ klinkt. Daarnaast speelde de Amerikaan het ook psychologisch. Hij was de enige solist die het ganse concert de muziekstandaard naar beneden kon duwen omdat hij zijn teksten vanbuiten kende. Maar ook naast hem stonden erg sterke solisten. Al is en blijft dé motor van een grand opera van Rossini het – letterlijk – uitgebreide koor én orkest van de Munt.

Het symfonieorkest en koor van de Munt werd namelijk aangevuld met het Vocaal Ensemble Reflection. Het koor stond onder leiding van Martino Faggiani. De muzikale leiding was in handen van Evelino Pidò die al even dynamisch omging met de lezing van de partituur als de partituur zelf is. De man ademt Rossini uit tot in zijn kleinste vezels zo leek het wel. Tijdens heftige passages zien we de Italiaanse dirigent opspringen. Die intensiteit werkt aanstekelijk op het orkest.  Pidò haalt alles uit de motor dat er uit te halen valt en rijdt met het geheel een vlekkeloos parcours al kan hij uit tenor Roberto Covatta (nog) niet alles halen. In zijn roldebuut als Rodolpho weet hij ons namelijk niet te overtuigen. Het ontbreekt hem aan voldoende volume en dus wordt hij overstemd door het orkest. Links en rechts blijkt hij de partituur niet geheel toonzuiver te brengen.   

Het is niet de eerste keer dat Evelino Pidò voor het orkest en koor van de Munt staat. Eerder nam hij de muzikale leiding voor een concertante versie van Otello. Het is wél voor het eerst in zijn carrière dat hij de Franse versie van Rossini’s Guillaume Tell dirigeert.

In het tweede bedrijf horen we het mannenkoor subtiel en half gezongen/gefluisterd zichzelf pizzicato-achtig begeleiden waarna de strijkers effectief ook later pizzicatospel toevoegen. Het geheel mondt uit in de officiële bekrachtiging van het verbond dat mannen sluiten, een verbond om voor de vrijheid te vechten tégen de onderdrukker Oostenrijk. Dat wordt begeleid door de hoorns terwijl “Jurons, jurons par nos dangers, par nos malheurs, par nos ancêtres, au Dieu des rois et des bergers, de repousser d‘injustes maîtres. Si parmi nous il est des traîtres, que le soleil de son flambeau refuse à leurs yeux la lumière, le Ciel l‘accès à leur prière, et la terre un tombeau!” gezongen wordt.

Verder is er de impressionistische stijl, onder andere te horen in de wervelwind, de storm die komt opzetten in het derde deel van de ouverture tot de grote momenten, zoals de overbekende galoppassage, … Een Rossinipartituur vergelijken met een rollercoasterrit, lijkt op het eerste zicht de zaken oneer aandoen. Toch hebben we zelden zo’n dynamisme uit het orkest kunnen gewaarworden. Muziek is luchtverplaatsing. Wel, we voelden die tot op de vijfde rij van de parterre op ons komen. Bij intense momenten viel ons op dat we daadwerkelijk tegen de rugleuning van onze stoel gedrukt werden. Een adembenemende rit dus, die weliswaar 4 uur en 40 minuten duurt maar geen enkel moment, net omwille van zijn rijkdom, weet te vervelen.

4 uur en 40 minuten met pauzes en coupures weliswaar. De lengte én de complexiteit voor solisten, orkest en koor maakt dat de opera niet zo gek vaak wordt opgevoerd. Guillaume Tell is ook geen makkelijke opera om op een scenische manier te brengen. De aria’s zijn erg moeilijk om daarbij ook nog eens te handelen, en sommige acties zijn niet eenvoudig te brengen op scène zoals de bewuste kruisboog met appel-scene. Een scene waar de opera pas na 3 uur en 50 minuten (weliswaar inclusief pauzes berekend) aan komt.  

De titel van het werk had even goed Arnold kunnen heten in plaats van Guillaume Tell, was het niet dat die laatste dé held is van het verhaal. Arnold maakt emotioneel gezien meer mee dan Tell in de eerste twee bedrijven en komt voor een dilemma te staan. Hij is het die een verscheurende keuze moet maken.  Zwitserland wordt onderdrukt door de Habsburgers (Oostenrijkers).  De man houdt van Mathilde, die de zus is van Gesler, de Habsburgse landvoogd. De Albanese sopraan Ermonela Jaho mag aan het begin van het tweede bedrijf een uitstekend “Sombre forêt, désert triste et sauvage“ zingen. Jaho’s stem is erg beweeglijk en ze weet voldoende volume te maken. Haar zangstijl en bijhorende handgebaren voelen echter Italiaanser, en dus iets groter aan dan de andere solisten. Zij houden het kleiner, en ja toch ook wel authentieker.  

Mathilde wil dat Arnold collaboreert en voor Oostenrijk ten strijde trekt. Maar wanneer hij hoort dat zijn vader, de herder Melcthal, door de Oostenrijkers vermoord werd, zal hij, samen met de anderen én opgejut door Tell de strijd voor vrijheid aangaan.   Die laatste wordt samen met zijn zoon Jemmy in de burcht van Gesler, Altdorf, ontdekt.  De rol van Jemmy wordt hier gezongen door de Belgische Ilse Eerens wiens visueel accent én knipoog, ze droeg een hemd met appelblauwzeegroene elementen in, we erg konden smaken. Gesler, de broer van Mathilde blijkt een sadistisch trekje te hebben. Jemmy moet een appel op het hoofd plaatsen, en Tell moet met de kruisboog dat stuk fruit doorboren.

“Sois immobile“ zingt bariton Nicola Alaimo in de titelrol prachtig begeleid door de celli en de alten die pizzicato spelen. De appel doorboren, lukt. Maar door de vreugde laat Tell zijn tweede pijl vallen die bestemd was voor Gesler (gezongen door de Franse bariton Vincent Le Texier wiens timbre we erg konden smaken). Die zet beiden gevangen.  Tell weet zich te bevrijden en doodt Gesler. De Zwitsers nemen Altdorf in en juichen om de herwonnen vrijheid. Arnold jammert nog dat zijn overleden vader dit niet mag meemaken, begeleid door harp en hoorn onder andere. Maar uiteindelijk klinkt het uit alle monden finaal “Liberté, redescends des cieux, et que ton règne recommence!“ orkestraal zo groots begeleid waarbij het orkest het geheel muzikaal helemaal mag open trekken dat het kippenvel bezorgt én de productie – zelden gezien in de Munt – een oververdiende staande ovatie achteraf krijgt. De storm uit de ouverture is gaan liggen. De zon heeft het wolkendek verjaagd. Muziek is emotie, dient iets los te weken bij de toeschouwers. En of Guillaume Tell dat deed in de Brusselse Muntschouwburg!

< Bert Hertogs >

De concertante opera van Guillaume Tell is nog in de Munt te zien op 5, 9 en 11 maart 2014.


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter