PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie Until our hearts stop

woensdag 11 mei 2016deSingel Antwerpen

Until

Met “Until our hearts stop” levert de Amerikaanse choreografe Meg Stuart een rechttoe rechtaan straight in your face voorstelling af. Op zijn zachtst gezegd werkt Stuart erg confronterend en dat op verschillende niveaus. Zo toont ze niet alleen erg dierlijk gedrag en handelingen, intimistische taferelen en het tegenovergestelde: dansers in een formele handeling, met een strikt afgebakende ruimte rondom zich. Daarboven komt nog eens een theater in het theater-laag en scherpe spot encynisme om het publiek. “Until our hearts stop”  daagt uit, rebelleert, loopt over van hartstocht, maar ook van razernij: een heerlijke voorstelling.

Openen doet de voorstelling eenvoudig vanuit stilstand, beetje bij beetje verplaatsen de negen op de bühne zich (zittend, liggend tegen de grond met de neus en de voeten tegen de grond, hurkend, op de knieën, op handen en voeten, in foetushouding…) en zoeken ze elkaar op. Daaruit ontstaat iets dat neigt naar acro en het bouwen van een menselijke toren. Vanuit het oorspronkelijke, trage ritme waarbij het tempo en de bewegingen erg intimistisch en troostend aanvoelen in combinatie met de zachte klank van een elektrische gitaar die effecten haalt uit zijn looping station, versnelt de choreografie druppelsgewijs tot een feestelijk gevoel waarbij de dansers  begeleid worden door trompet (aanvankelijk met het uitstoten van niet meer dan wat lucht naar het vinden van klank), drums (eerst via cimbaalgetik daarna volgen de troms), en piano.   Het schouwspel wordt speelser en dynamischer wanneer de dansers als een vleeshoop op elkaar gaan liggen en het kleureffect van de verschillende gekleurde kledingstukken die ze dragen volledig tot zijn recht komt.  Op een bepaald moment ontstaan er  twee groepen van drie die elkaar uitdagen, op elkaar springen. Dat leidt tot grappige situaties.

De zes zetten zich in een sofa, krap naast elkaar waarbij een van de mannen poedelnaakt – op zijn schoenen en sokken na dan – tussen de rest plaatsneemt. Hun gelaatsuitdrukking verraadt dat ze zich niet al te gemakkelijk voelen bij zo weinig ruimte om hen. Of is het omdat die naakte kerel “Song song blue” van Neil Diamond begint te zingen? Vanuit dat oncomfortabel gevoel worden de dansers aangetrokken tot elkaar en volgt een extreem fysieke, erotisch geladen choreografie vanuit de zetel richting midden van het podium waarbij er gegleden wordt, een hals, een rug,… gekust wordt of erin geblazen. Dat intimistische, dat sensuele slaat na een tijd over in verstikkende lustgevoelens en strijd. Een vrouw hangt aan een man zijn lijf terwijl die een strijd aangaat om de micro, twee mannen moeten dan weer uit elkaar getrokken worden omdat de ene de andere wil verscheuren.

“Auw” luidt het in koor bij een viertal studentes in het publiek wanneer de twee vrouwen Maria F. Scaroni en Claire Vivianne Sobottke poedelnaakt elkaar extreem afkloppen.  Ze slaan elkaars borsten erg hard, dan weer trekken ze aan elkaars tepels, spugen ze tussen de borsten zodat ze beide borsten tegen elkaar kunnen zwieren.  De podiumvloer heeft de vorm van een ruit en lijkt wel een bassin wanneer de twee met de benen  geplooid op hun achterwerk ernaartoe schuiven alsof ze zeehonden zijn die het water terug in willen duiken. Niet veel later gaan ze voor theatraliteit met tableau vivants voor het paarse doek dat op de lachspieren werkt. En de acro zien we weer wanneer ze achteraan tegen de wand in handstand met een voet elkaars vagina stimuleren. Dan al is duidelijk dat Meg Stuart voor een rijk palet aan emoties gaat, en verschillende soorten humor niet achterwege laat.

Formeel-informeel, privacy- publieke ruimte, menselijk-dierlijk gerdag: die verschillen toont de choreografe wanneer ze daarna switcht naar een trapmoment waarbij er regels zijn, orde is, iedereen de ruimte rond zich afbakent en elkaar au fond ontwijkt. Maar zelfs wanneer een armlengte afstand tussen de dansers genomen wordt, glijden de handen over elkaars armen zodat Stuart het dubbele toont. Een andere man krijgt dan weer een masker van klei opgezet tijdens een scène.

Slim kiest de show om na een uur het zaallicht aan te doen en even een kleine pauze te geven wanneer de spelers in interactie gaan met het publiek. Ook dan ontbreekt het ‘m niet aan humor. De klei van de vorige scène kan ingeschakeld worden voor een workshop klei waar een performer op zoek gaat naar geïnteresseerden, een ander stelt een rookpauze voor op het podium met een toeschouwer, terwijl iemand anders uit het gezelschap met vers fruit afkomt en een ander in de whiskey wil vliegen.  Ironie ten top.

Vervolgens kloppen de mannen Jared Gradinger en Neil Callaghan elkaar af tot een van hen zijn bovenlichaam volledig rood ziet van het slaan van de ander. Bloed vloeit er nog net niet terwijl “Sugar me” van de in 2014 overleden Lynsey de Paul live gebracht wordt, begeleid door piano. Twee koppels draaien rondjes terwijl de ene de vinger in de mond van de ander steekt, vervolgens vormen ze geometrische figuren met een cirkel en een kruis wanneer ze op het podium gaan liggen.

Het sterkste humoristische moment van de avond volgt wanneer Kristof Van Boven in smoking als een Frank Sinatra imitator met een kater achterover hangt tegen de vleugel en de pianist zacht toefluistert wat hij allemaal van het publiek denkt. Hij neemt de tijd vooraleer hij begint te zingen. Van Boven zet een heerlijk cynische artiest neer die weinig geeft om het publiek en eigenlijk zijn ding niet graag doet. Zelfs wanneer Meg Stuart de ambitie heeft om verveling op te roepen in deze voorstelling, werkt het net – bewust – op de lachspieren.  Aan pianist Stefan Rusconi vraagt Van Boven in het Engels of hij even om kan kijken om te zien of zijn moeder in de zaal zit. Hij vertrouwt hem toe dat hij peter is van zijn nichtje die nu drie jaar is maar hij nog maar twee keer gezien heeft. Hij steekt de draak met authentieke gevoelens overbrengen op het podium vermits hij uiteindelijk een acteur is die in een dansvoorstelling staat. Niet meer niet minder. En daarbij geeft ie meteen ook een steek naar de eigen creatie. “Er is een regel binnen opera, theater, dans, architectuur: wees niet saai want anders wil het publiek zijn geld terug.” Van Boven doet alle moeite om saai te zijn, maar net omdat hij zijn gedachten de vrije loop laat gaan, is hij dat niet. “Feelings” van Morris Albert zingt ie waardoor de context die hij eerder meegaf ronduit op de lachspieren werkt en zijn gespeelde authenticiteit benadrukt wordt.

Vervolgens schoffeert hij het publiek. Eerst luidde het nog dat er enkel fijne mensen in België zijn. Maar wanneer hij zich uit als Belg levert ie snoeiharde kritiek over onze mentaliteit van het dekseltje op het potje doen (doofpotpolitiek). “Antwerp is a very important city” luidt het vervolgens waarbij hij ons ego lijkt te strelen maar dit al snel teniet doet door er “in the 16th century” aan toe te voegen. Waar Antwerpen bekend om staat? “Fashion” aldus Van Boven die via een woordspel “fashion” in een beweging laat overgaan in “fascism”. Veel duidelijker kan de boodschap aan het huidige stadsbestuur niet zijn. Het publiek kleineert ie verder door te stellen dat publieksparticipatie het favoriete onderdeel is van het Belgische publiek. Een jongedame mag plaatsnemen in een driehoekige kist met spiegels in de binnenkant. De verdwijntruc lukt. Na een tijd wordt de goochelact opzij geschoven met de vrouw er nog in. De vrouw moet er maar zelf achterkomen dat de truc maar half uitgevoerd wordt en ze dus niet opnieuw tevoorschijn getoverd wordt. Na een tijd komt ze er zelf uit. Ook dat is verfrissend. Wanneer de half uitgevoerde act gedeeltelijk applaus krijgt, gaat Van Boven verder met kritiek uiten: “zullen we iets afspreken? Ofwel applaudisseren we allemaal samen, ofwel niet.” Heerlijk!        

Verder volgt er nog een scène waar rite en een processie centraal staat met wierrook, en het formele dus weer naar voor komt. En er is die vraag naar het publiek of er iemand in de zaal is die mee naar de hotelkamer van  de danseres wil om samen op haar bed naar de televisie te kijken. Het zal saai zijn zoals 80/85-jarigen een avond beleven. “Of weet er iemand een leuke bar waar hij ons allemaal naartoe wil nemen zodat we er tot een kot in de nacht kunnen feesten, kunnen zweten en “completely wasted” worden?” vraagt ze: “Iemand die ons nadien ook allemaal op de achterbank van de wagen propt en er geen probleem mee heeft dat er eentje overgeeft, en ons daarna in bed steekt en een liedje voor het slapengaan zingt?“

“Until our hearts stop” ademt extreem veel spelplezier uit tot het extreme toe. Op een paar inkakmomenten na boeit de voorstelling van begin tot einde. Al went al dat rebelse, het schofferen en het extreme kantje al snel. En die scène waarbij een vrouw een blauw lint uit haar vagina uitrolt? Die hebben we al eens elders gezien, menen we ons te herinneren. Maar laat dat vooral detailkritiek zijn. “Until our hearts stop” is rijk omwille van zijn gelaagdheid die er wel degelijk is.

< Bert Hertogs >


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter