PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie De kersentuin

dinsdag 7 juni 2016Bourla Antwerpen

De

Met “de Kersentuin” legde Koen Haagdorens op basis van Anton Tsjechov een sterk werk af dat de vinger op de sociologische en psychologische pols legt. Hoe reageren mensen in een veranderende samenleving? Blijven ze in het oude model geloven en hunkeren ze naar die traditie? Of zien ze de “change” als een opportuniteit om nieuwe idealen te bereiken? Of blijven ze gewoon wat aanmodderen in de marge en zien ze te overleven? De Kersentuin is dus méér dan een sneer naar het neoliberalisme.

Ljoebov Ranjevskaja (Elsie de Brauw) zit tot over de oren in de schulden. Ze heeft een kersentuin die ze heeft overgeërfd en nog dateert van de periode van de lijfeigenschap. Ze verloor haar jongste kind dat verdronken is in de rivier. Dat bleef aan haar knagen en daarom ruilde ze het landgoed voor Parijs. Hier wordt gesuggereerd dat Charlotta (Els Dottermans) daar achter zit.  Firs, de oude bediende is vergeten hoe ze de kersen kan plukken, omzetten tot confituur en andere producten om er een lucratieve handel van te maken zoals vroeger. Ze herinnert zich nog wel dat ze dat vroeger deed, alleen weet ze niet meer hoe.

Drie compleet verschillende visies dienen zich aan wat er moet gebeuren met de kersentuin: Ranjevskaja’s broer Leonid Gajev (Oscar Van Rompay) gelooft dat het zichzelf wel zal oplossen. Een nieuwe lening moet mogelijk zijn, de (aangenomen) dochter uithuwelijken of erfenis opstrijken behoren tot de mogelijkheden. Hij heeft vertrouwen in het financiële systeem en vindt dan ook een job bij een bank. Student Pjotr ‘Petja’ Trofimov (Benny Claessens) is een idealist die zich wat verliest in zijn revolutionaire theorieën. In die zin dat ie een eeuwig student lijkt die maar niet blijkt te slagen op de universiteit. Een nieuw samenlevingsmodel, dat is de toekomst volgens hem, waarbij we ideeën van het communisme al horen galmen. Daartegenover staat Lopachin die voorstelt om de kerselaars te kappen en de grond te verkavelen. Daar komen dan vakantiehuisjes op en met wat geluk worden die op den duur permanent bewoond. Lopachin is de man die het neoliberalisme uitademt: “Met mijn geld kan ik alles kopen” klinkt het. Uiteindelijk is hij het hij die de grond – weliswaar boven de prijs van zijn hypotheek, hij neemt dus een behoorlijk risico – aankoopt. Zijn triomf is er vooral een van eerherstel krijgen voor zijn vader en grootvader die lijfeigene waren in de Kersentuin. Lopachins succes is er dus een van een man die de rollen volledig weet om te keren. De onderdrukte wordt onderdrukker bij wijze van spreken.

Maar toch zijn er finaal vooral verliezers. Ljoebov is de kersentuin kwijt die voor haar emotionele, spirituele waarde heeft. Gajev haalt dan wel een job bij de bank binnen, hij kan lichte naïviteit verweten worden. Bij hem is het overlevingsdrang die de kop opsteekt. Dat kan zeker van de idealist Trofimov gezegd worden die weliswaar van alles orakelt, maar zijn leven verder voor geen meter op de rails krijgt. Hij slaagt maar niet aan de universiteit en is een verwaande kwast die zijn principe ‘boven de liefde en dat soort banaliteiten te staan’ lijkt op te geven wanneer hij met Ljoebovs dochter Anja vertoeft hoewel ‘hij geen aspiraties heeft om een adonis te zijn’. Anja is dan weer iemand die zich hopeloos verliest in het romantische ideaal van de revolutie.

Lopachin van zijn kant denkt dat alles te koop is, maar vergist zich daarin. Liefde is niet te koop en zijn liefde om Ljoebov wordt niet beantwoord. Integendeel. Ze biedt hem haar aangenomen dochter Varja aan die hem aanbidt. Varja is super ongelukkig omdat ze het huishouden moet runnen met een minimum aan middelen en de oude gasten terecht niet tevreden zijn. Hunkeren doet ze om in het klooster te gaan, al is ze zwanger en zo geil als boter telkens ze dichtbij Lopachin komt. Een knappe duale rol voor Lien Wildemeersch die een rijk palet aan gezichtsexpressie en lichaamstaal mag tonen van diep terneergeslagen met een pruillip tot iemand die naar de hemel kijkt, een man aanbidt en vol goesting zit. Zij is het die een van de sterkhouder is van het ganse stuk en constant weet te boeien. Ljoebov heeft dan weer een man in Parijs die haar dagelijks telegrammen stuurt. Die liefde verwerpt Trofimov: “Het is een schoft en u bent de enige die dat niet ziet!”

Landeigenaar Pisjtsjik – die meermaals zegt dat hij de filosoof Nietsche heeft gelezen en die volgens hem stelt dat het gerechtvaardigd is om bankbiljetten te vervalsen - moet nog leningen afbetalen en heeft het dus zelf ook financieel lastig. Tot enkele Engelse zakenlieden kostbare klei vinden op zijn landgoed en hij zo een zakendeal sluit van meerdere jaren. Ook dat is het neoliberalisme maar dan een met een eindig verhaal: je landgoed exploiteren en er een steengroeve van maken tot er niets meer in de bodem zit. Een landloper steekt dan weer zijn broek af en vindt net als Pisjtsjik op een dag het geluk bij toeval. In zijn geval dat ie een hoge aalmoes ontvangt. Pisjtsjik heeft dan wel een langer gunstig perspectief dan de bedelaar, ook dat van hem is eindig en niet echt duurzaam.

Varja heeft een nieuwe opdracht beet maar is emotioneel wel verbonden met het landhuis van Ljoebov. Lopachin houdt niet van haar, en zij wordt ingezet als koopwaar in zekere zin. En de oude bediende Firs? Die wordt op het einde helemaal vergeten en met de fut eruit, volledig geleefd achtergelaten in het landhuis. We krijgen dus de mens als een inwisselbaar object te zien terwijl “Ya Oud” van de Israëlisch-Palestijnse zangeres Amal Murkus klinkt. Ook dat is een verandering in klank. De voorstelling begint namelijk met klokkengelui van de Salvator, de klok van de St. Goedelekathedraal in Brussel, waarna onder andere Ligeti, Kodály en Händel op de achtergrond (soms nauwelijks hoorbaar) passeren en er een klemtoon gelegd wordt op Max Bruchs “Kol Nidrei” uit 1880. Het is dat joods orkestje dat de echo is uit de kindertijd van Ljoebov en tegelijkertijd hier een religieus karakter heeft vermits het hoofdpersonage op zoek is naar verlossing (ook de klok Salvator betekent trouwens ‘verlosser’). Het enige dat niet of nauwelijks verandert in het stuk buiten het decor, is het weer, wat weergegeven wordt in een lichtkrant: “It rains. It’s raining. Still raining…”

Het is die (subtiele) boog ook die de Kersentuin in een regie van Johan Simons maakt die werkt. Die van onderlinge relaties, dialogen,van een samenleving die erg individualistisch wordt op het einde. Op het einde staat iedereen los van elkaar terwijl er een band is in het begin. De verkoop van de kersentuin knipt die oude banden en onderlinge rollen tussen de personages definitief door.  Ljoebov huilt, zit vol melancholie om het verleden dat ze niet weet te lossen maar waar ze nu om gedwongen wordt om het te doen.

In de regie van Simons moet niet alleen het neoliberalisme het ontgelden. Even goed worden de revolutionaire gedachten van Trofimov en het feit dat ie – richting de dertig – nog nauwelijks iets verwezenlijkt heeft, fijntjes aan de kaak gesteld. We zien een verlaten, wat vervallen smalle gang met nog wat flarden die aan het verleden doen denken: een kinderstoel, wat behang en mensen die voor elkaars voeten lopen. Verder overheerst een desolaat gevoel.

De kersentuin krijgen we niet te zien, en dat is een sterke regiekeuze omdat je dan als toeschouwer zelf een beeld moet proberen te vormen. Hoewel de regie ons aanvankelijk tegenstak, wint die aan kracht naarmate de Kersentuin vordert. Zeker, elke 45 minuten kent het werk zijn inkakmoment, daarvoor is er gewoon te weinig spel, letterlijk ook te weinig ruimte voor de acteurs. De keuze om Els Dottermans zowel de rol van Firs (oude bediende die zich vastklampt aan het verleden) als die van Charlotta (die een wereld tevoorschijn tovert en zo via een stuk karton doet uitschijnen dat zij het is die de moord van het kind van Ljoebov op haar geweten heeft) werkt op het toneel echter niet. Net als de drie rollen (Jajev, Pisjtsjik en de landloper) die Oscar Van Rompay neerzet, door zijn stem anders te zetten. Het idee: om daarmee te tonen dat een individu identiteit verliest in een samenleving die gedomineerd wordt door de vrije markt, is goed. Alleen werkt het gewoon erg bevreemdend, komt het budgetvriendelijk over en refereert het eerder naar amateurgezelschappen dan naar een gerenommeerd stadstheater.

Hoogtepunten van het stuk zijn er nochtans wel zoals in de quote: “U zou wat minder naar toneel moeten kijken en wat meer naar uzelf.”, een sterke dialoog tussen een Trofimov (een begeesterde Claessens) en Anja en op het einde ook nog eens tussen Trofimov en Lopachin: “U moet niet altijd zo doordrammen en speculeren dat de zomerhuisjes vaste bewoners gaan vinden.”

< Bert Hertogs >


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter