PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie Capriccio

woensdag 16 november 2016Tour and Taxis Brussel

Capriccio

Een van de meest vermoeiende opera’s om uit te zitten. Dat lijkt ‘Capriccio’ van Richard Strauss wel te zijn. De thematiek, de dramaturgie, is om te huilen. Wat wil je ook. Hij werd gecreëerd in 1941, acht jaar voor de dood van de componist, tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland. Op 28 oktober 1942 ging het werk, een eenakter, in München in première, onder toenmalig minister van Propaganda Joseph Goebbels. Strauss’ artistieke vrijheid was dus erg beperkt. Het onderwerp van de opera is dat ook, in dit geval het medium opera zelf, en is gebaseerd op Salieri’s ‘Prima la musica e poi le parole’ en de querelle ‘des Gluckistes et des Piccinnistes’.

Wat is het belangrijkst: de muziek, of het libretto: wat heeft voorrang? Twee mannen: de muzikant Flamand (gespeeld door de Litouwse tenor Edgaras Montvidas: ‘Prima la musica – dopo le parole!’) en de dichter Olivier (neergezet door de bariton Lauri Vasar: ‘Prima le parole – dopo la musica!’) staan lijnrecht tegenover elkaar in hun visie. Beiden dingen ook om de liefde van de gravin (de Engelse sopraan Sally Matthews) die dit dilemma voorgeschoteld krijgt. De opera die meer dan twee uur duurt en gelukkig voorzien werd van een pauze in het Muntpaleis om de tent bij te verwarmen, is gewoon praatziek. Het aantal ideetjes en argumenten vliegt je om de oren terwijl er van actie nauwelijks sprake is. Zo’n voorstelling dus – mede door de erg warme tent – die je moeiteloos laat indommelen, ook al laat de Duitse dirigent Lothar Koenigs het Symfoniekorkest van de Munt erg prachtig, behoorlijk klein overigens musiceren, met veel gevoel voor finesse en raffinement zodat het lijkt alsof je naar een kamerorkest aan het luisteren bent.

Inhoudelijk is het werk zo banaal met gigantisch veel tekst die je onmogelijk allemaal tegelijkertijd kan verwerken, dat afhaken, zoals een recensent in de opera in de opera ook doet niet meer dan logisch is. ‘Capriccio’ voelt dan ook vooral aan als een lange aanloop naar het moment waarop de theaterdirecteur La Roche zijn visie rond theater laat horen. Dat is stiekem de visie van Strauss ook. Geen metafysica of mythologie bij hem meer in ‘Capriccio’. De mens die moet centraal staan: “Vol piëteit behoed ik het oude, ik wacht geduldig op het vruchtbare nieuwe, op de geniale werken van onze tijd! Waar zijn de werken, die tot het hart van het volk spreken, die zijn ziel weerspiegelen? (levendiger)  Waar zijn ze? Ik kan ze niet vinden, hoe ik ook zoek. Ik zie slechts de blik van bleke estheten: zij spotten met het oude en scheppen niets nieuws! In hun drama’s pronken papieren helden, zij trekken hun zwaard en zwaaien met tirades die ons allang bekend zijn. Idem in de opera: grijze priesters en Griekse koningen uit de verste voortijd, druïden, profeten, schrijden als schema’s uit de coulissen. lk wil mijn toneel met mensen bevolken! Met mensen die op ons lijken, die onze taal spreken! Hun leed moet ons ontroeren, hun vreugden moeten ons aangrijpen! Op, op, schrijftafelhelden! Sta op en schep de werken die ik zoek! Ik zou de kracht hebben ze op mijn toneel met glans en trots te doen triomferen. Scherp uw geest, geef het theater nieuwe wetten – een nieuwe inhoud! Schep werken die me bewijzen dat jullie het theater nieuw leven kunnen inblazen! Kunnen jullie dat niet – laat me dan met rust met jullie kritiek.”

Hoewel Strauss begin jaren ’40 al over zijn hoogtepunt was als componist en verweten werd tot het conservatieve kamp te behoren viel hij eigenlijk tussen wal en schip. Conservatieve muziekliefhebbers vonden de tekst van ‘Capriccio’ te moeilijk en vooral te veel. Daarnaast is er geen enkele oorwurm in te bespeuren. Arnold Schönberg, de Tweede Weense School en hun atonale benadering werd destijds als progressief beschouwd. Toch is het centraal stellen van de mens wat Strauss deed bij Capriccio best modern.  De Hongaarse regisseur David Marton doet dat ook en focust om datgene wat niet in het libretto staat, te tonen. Hij doet dat via een jong meisje dat streng opgeleid wordt tot ballerina door een man die haar corrigeert met een stok in de hand (een eerste verwijzing naar het Naziregime is het). Na de pauze zien we de volwassen versie en de gepensioneerde versie (die nog tot weinig sierlijkheid in staat is). Verval maar even goed ook het meten van neuzen, hoofden, en finaal de drie gedepoorteerd zien, zorgt even voor een emotionele binding met datgene wat vertoond wordt. Maar verder missen we elke emotionele betrokkenheid met wat er op de scène op de scène te zien is. De grote videoschermen links en recht van het podium die inzoomen op de gezichtsexpressie van de zangers, werkt eerder tegen dan voor de voorstelling. Het leidt te veel af én voegt nauwelijks iets toe. Het eindproduct blijft daardoor erg statisch en weinig boeiend gebracht.

We zien dus een podium op het podium, alsook loges en stoeltjes van de schouwburg op het podium, een zijwand, enzovoort. Die ‘opera in de opera/theater in het theater’-aanpak is lang niet nieuw, en eigenlijk werd het de voorbije jaren al zo onnoemelijk veel gebruikt dat we kunnen spreken over een clichéachtige weinig verrassende scenografie ( ‘L’opera seria’ dit voorjaar in het Koninklijk Circus deed quasi hetzelfde).  

Hoewel zangers en orkest met ‘Capriccio’ een muzikaal piekfijne voorstelling neerzetten, mag de Munt wat ons betreft deze inhoudelijk erg zwakke, vermoeiende en zelfs saaie opera opnieuw 33 jaar in de kast leggen. Het was immers van 1983 geleden dat het Brusselse operahuis deze voorstelling nog heeft gebracht. ‘Capriccio’ liet ons net zoals het Muntpaleis op het einde van de voorstelling: koud.

< Bert Hertogs >


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter