PDF-versie voor persoonlijk gebruik

Recensie La Bohème

zondag 19 december 2010De Munt Brussel

La

Bijna 10 jaar geleden is het ondertussen dat we La Bohème nog gezien hebben. Het allereerste seizoen (2000 -2001) dat we meemaakten in de Vlaamse Opera, toen nog als student die de stevige studentenkortingen van het operahuis zeer sterk wist te waarderen. Van deze site was toen nog geen sprake, laat staan dat het idee al in ons was opgekomen om ermee te beginnen. Onze liefde voor het operagenre dreigde echter maar van korte duur te worden want “Die Zauberflöte”, die ons als titel naar de opera wist te lokken, kon ons toen maar matig boeien.

Tot “La Bohème” in een prachtige regie van de Canadees Robert Carsen het seizoen afsloot en we hopeloos verliefd werden op zijn scenografie, het dramatische verhaal van Henry Murger en de schitterende muziek van Puccini. Beelden en klanken die bijna 10 jaar na datum nog steeds in ons geheugen staan, alsof het gisteren was. De kerstinterpretatie op deze opera van de Duitse regisseur Andreas Homoki in de Munt zal ons hoogstwaarschijnlijk géén 10 jaar bijblijven. De man rijdt zich immers meermaals vast: de symboliek van lente, zon en bloemen laat hij links liggen en op het einde maakt hij een loopje met het oorspronkelijke verhaal. We hebben dus niet het gevoel dat de 4 mannen: de dichter Rodolfo, de muzikant Schaunard, de filosoof Colline en de schilder Marcello als bohémien worden voorgesteld. Het kotleventje voelen we niet. Problematisch dus in combinatie met het libretto. Al konden de 4 hoofdrolspelers met op kop de Albanese Ermonela Jaho als een uitmuntend fragiel gespeelde en gezongen Mimì ons wel beroeren.

De opera begint met Marcello die aan zijn schilderij “De doortocht door de Rode Zee” werkt. In de regie van Homoki wordt ie voorgesteld als een action painter. Eerst gooit hij een emmer rode verf tegen de zwarte muur achteraan het toneel. Later volgt de gele verf. Zwart, geel en rood: het zijn de Belgische kleuren, maar niet toevallig ook die van Duitsland. Later worden de andere personages voorgesteld. Wanneer de huisbaas Benoît langskomt om achterstallige huur te incasseren, werkt het kwartet hem weg omdat ze weet hebben van zijn echtelijke ontrouw. Onder invloed van alcohol bekent hij: “Toen ik jong was, was ik schuchter. Maar nu haal ik de schade in. Ik zeg niet dat ik een walvis wil, […]maar mager nee. Magere vrouwen zijn nukkig en klagen steeds.” zo luidt zijn analyse.

De vier vrienden spreken af om Kerst te vieren in café Momus. Rodolfo blijft nog even achter, want hij heeft nog werk op de plank liggen. Het is dan dat hij de tengere en zieke Mimì ontmoet, die zijn buurmeisje blijkt te zijn. Haar kaars is uitgegaan en ze wil die met de hulp van Rodolfo terug aankrijgen. Haar sleutel raakt echter zoek wanneer ze bij Rodolfo is. Hoewel hij die al lang heeft gevonden, blijft het duo verder zoeken. Hij vindt op die manier toenadering. Een eerste bekende aria “che gelida manina” volgt waarin Rodolfo vaststelt dat ze ijskoude handen heeft en haar voorstelt om deze te verwarmen. Al snel volgt een aria van Mimì als antwoord op Rodolfo’s voorstelling. In “Mi chiamano Mimì” laat ze ontvallen dat ze single is, maar vooral ook hunkert naar de liefde, naar openbloeien, naar de lente, de eerste zonnestraal. De bloemen die ze borduurt hebben geen geur. Ze verlangt naar de echte. Een femme fragile dus. Maar het zal niet lang duren eer het prijs is. In “O soave fanciulla, o dolce viso” uit de man zijn liefde voor haar: “Je bent de droom die ik altijd al wilde dromen”. De liefde blijkt wederzijds in het  muzikale thema uit “che gelida manina” dat op het einde van het duet “O soave fanciulla” terugkomt. De grote kunstkerstboom op het plein die de ganse tijd nog horizontaal lag, wordt rechtgezet en versierd. Kinderen spelen er rond. Parpignol (in het oorspronkelijk libretto een speelgoedverkoper) wordt hier als kerstman letterlijk in zijn (onder)broek gezet door de kinderen, wat we wat van de pot gerukt vinden. De kerstboom zal de ganse opera centraal staan. De symboliek: het burgerlijke feestje waar de “bohémiens” zich tegen verzetten. Volgens Homoki is dat leventje maar van een tussenfase als opstapje naar het burgerlijke leven. Wanneer Rodolfo op het einde van de opera in zijn enscenering een succesvol auteur is met het boek Mimì, doet hij mee aan dat burgerlijk leventje. Hij signeert zijn bestseller net op het moment dat Mimì er niet goed aan toe is. Rodolfo brak met haar omdat hij de middelen niet had (buiten de liefde) om haar te verzorgen. De Albanese sopraan Ermonela Jaho neemt afscheid van Rodolfo en krijgt daarvoor een prachtige aria in de schoot geworpen. In “D‘onde lieta usci” zegt ze haar geliefde vaarwel zonder wrok. Het roze mutsje dat ze samen kochten op kerstdag, mag hij indien hij dat wil behouden als aandenken aan hun liefde. Na de aria horen we “bravo’s” luid en duidelijk uit de monden van enkele toeschouwers. Meer dan verdiend. Wat een emotie legt Jaho in haar stem!

Haaks op het personage van Mimì staat Musetta (gespeeld door onze Belgische Anne-Catherine Gillet). Zij is de femme fatale die moeiteloos mannen rond zich kan winden. Marcello kan er van meespreken. Voor hem smaakt de liefde niet naar honing zoals Mimì beweert in het tweede bedrijf. Ze smaakt naar gal vindt hij, wanneer hij Musetta (zijn ex) met de oudere maar welstellende man Alcindoro het etablissement ziet betreden. Musetta kan het verleiden niet laten en zingt “Quando men vo soletta per la via” voor Marcello. In de aria vertelt ze dat ze veel bekijks heeft op straat omdat mensen haar schoonheid van kop tot teen willen bewonderen. Alcindoro kan op zoek naar een nieuw paar schoenen, want deze rode zitten haar niet al te best. Daardoor wint Musetta tijd om zich op Marcello te concentreren. Het gezelschap verlaat het café en laat een gepeperde rekening achter voor Alcindoro.  Exit Alcindoro dus die – en dat is wel knap in de regie – na de pauze bij aanvang van het derde bedrijf in een tableau vivant, stokstijf op een stoel zit met de rekening in zijn hand.

Met Musetta begint Marcello opnieuw een verhouding. Maar het bloed kruipt bij haar waar het niet gaan kan. Verleiden zal ze een ander man, dik tegen de zin van Marcello. Het komt tot een bitsige discussie. Exit Marcello.

En zo krijgen we twee protagonisten (Marcello en Rodolfo) die mijmeren over hun gebroken relaties. De een is er professioneel weliswaar beter van geworden.  Homoki portretteert zijn hoofdrolspelers als bobo’s (Bourgeois Bohémiens), geen zuivere bohémiens dus, maar mensen die niet kunnen kiezen tussen het bohémienleven of het burgerlijke. Ze hebben redenen om zich er tegen te verzetten, maar anderzijds trekt de materiële zekerheid hun ook aan. Burgerlijke non-conformisten dus die als puntje bij paaltje komt hun bohémiengevoelens opzij zetten. Daar neemt Homoki een niet te onderschatten loopje met het oorspronkelijke verhaal, wat de dramatiek: Rodolfo scoort hier professioneel op de kap van Mimì weliswaar versterkt op het einde. Voor hem is het de opgang, de opstanding, terwijl de kerstboom neergehaald wordt. Ook de andere mannen worden succesvol terwijl de vrouwen tot de “working class” blijven behoren en geen carrière maken. Het neerhalen van de boom zal ook Mimì’s neergang betekenen. De boom ondersteunt visueel de rise and fall van deze femme fragile.

Homoki’s  versie van deze Puccini-opera houdt zich recht door de prachtige zang, een sterk symfonieorkest van de Munt en een knappe Puccinipartituur. Maar over enkele regiekeuzes  (het cliché van de dwarrelende sneeuw op romantische ogenblikken inclusief) en het loopje met het verhaal op het einde hebben we zo onze bedenkingen.

< Bert Hertogs >


Do you like our reviews and pictures?
Feel free to support concertnews.be by sharing this page or giving a donation.
You make an independent website like ours possible. Thanks!







Geef steeds in je comment mee op welk artikel je reageert.
Please put in your comment to which article you are responding.

Tabs Concertnews.be

News
Soon
Reviews

More news

  • Podcast
  • Facebook
  • Twitter